Sjouk Engels | Gouda kent een rijke geschiedenis. In veel gevallen is dit nog goed zichtbaar. Zo was Gouda tot ca. 1843 nog de trotse bezitter van een vijftal stadspoorten. Daar wilde de stad indruk mee maken; men was er trots op. Daar toonde de stad zijn eerste gezicht aan bezoekers; daar wisselden men de nieuwtjes uit en daar ook controleerde men de in en uitgaande personen en goederen.
In het midden van de 19e eeuw verdwenen een aantal stadsmuren en stadspoorten. Reden hiervoor was dat men de stad wilde moderniseren. Welke poorten zijn er dan verdwenen?, vraag je je wellicht af.
Allereerst verdwenen in 1843 de Kleiwegspoort en de Potterspoort. De Potterspoort dankt zijn naam aan de oude pottenbakkerijen, die met het oog op brandgevaar net buiten de poort gevestigd waren. Later verdwenen de Rotterdamse poort (= de Veerstalpoort) en in 1851 verdween de Waterpoort (naar de IJsselkade). Er is echter één poort die langer heeft standgehouden en dat was de Tiendewegspoort. Maar uiteindelijk in 1854 moest ook de Tiendewegspoort eraan geloven. Met het afbreken van de poorten verdween ook het herkenbare geluid van de poortklok op het stadhuis, die werd geluid bij het openen en sluiten van de poort.
Waar ooit die stadspoorten hebben gestaan, zijn in het historische stratenpatroon grote gaten gebleven. Gouda is sinds die tijd vele malen groter geworden. Alleen de binnenstad, het historische stadscentrum, geeft nog een beeld van hoe het ooit was. Aan de steden die nog wel de oude poorten hebben, kun je zien hoe het historische stadscentrum er heeft uitgezien en dat vind ik mooi.